Pagina's

zondag 27 november 2011

Het kale Egeltje

Er was eens een Egeltje, het is werkelijk waar,
die verloor in één nacht tijd, al zijn haar!
Nou ja haar... dat klopt natuurlijk niet helemaal,
maar feit is, hij was ineens helemaal kaal!

Al zijn stekeltjes vielen er uit,
van zijn staartje tot aan zijn spitse snuit.
Er was geen stekeltje meer te bekennen.
Het was best vreemd, best wel wennen.

Iedere keer wanneer hij in de spiegel keek,
werd hij een beetje sip en ook een beetje bleek.
Hij vond het maar lelijk, saai en raar,
en wilde eigenlijk weer een hele bos met haar!

En dus ging hij naar de winkel voor een pruik.
Hij voelde de zenuwen dansen in zijn buik.
Hij wist niet goed wat hij wilde: bruin, zwart of blond,
kort of juist heel lang, tot op zijn kont.

Hij zette de ene na de andere op,
maar dat voelde maar raar zo op zijn kop.
Hij had het gevoel dat het niet bij hem hoorde,
en dat zo'n pruik hem eigenlijk alleen maar stoorde.

En dus liep hij opgelucht weer terug naar zijn huis
en zette een ketel water op het fornuis.
Hij maakte voor zichzelf een lekker kopje thee
en nam nog een koekje of twee.

Toen ging hij opnieuw voor de spiegel staan
en staarde zijn eigen spiegelbeeld aan.
En ineens gingen zijn gedachten heel erg snel,
want wat hij in de spiegel zag, beviel hem wel.

Er zijn zoveel Egeltjes op deze aarde,
en allemaal zijn ze van heel veel waarde.
Ze lijken allemaal op elkaar,
hebben allemaal hetzelfde haar!

Allemaal hebben ze stekels die prikken en pijn doen
en altijd zitten hun stekels keurig in fatsoen.
Maar met zijn kale huidje was hij eigenlijk wel heel speciaal.
En nu was hij het bijzonderste Egeltje van allemaal!

Het Egeltje was niet  langer meer sip,
hij voelde zich eigenlijk best wel hip!
Hij gaat weer lekker met zijn vrienden op stap,
en voelt zich hartstikke knap!



De Olifant op het strand

Een hele dikke Olifant,
lag te zonnen op het strand.
In zijn kanariegele zwembroek.
op een pimpelpaarse handdoek.

De Olifant vond de zon heel erg fijn,
en 'pakte' elk straaltje zonneschijn.
Tot 's avonds laat, vanaf 's ochtends heel vroeg,
de Olifant kreeg van de zon maar geen genoeg!


De Olifant hield niet van insmeren met zonnebrand,
dat maakte hem plakkerig, zo in het zand.
Dan voelde hij zich glibberig en glad,
vandaar dat hij dat spul liever niet op zich had.

Maar als je je in de zon niet wil insmeren,
dan zal de zon zelf, je wel een lesje leren!
Hij kleurt je rood als een tomaat,
en geeft je een gevoel alsof je in brand staat!

De Olifant vond dit maar onzin
en hield voet bij stuk en smeerde zich niet in!
's Avonds laat was hij rood verbrand!
En alles deed pijn door die zonnebrand:

Als hij zijn dikke teen bewoog,
of knipperde met zijn linkeroog.
Als hij ook maar één pasje verzet:
Het was gedaan met alle zonne pret!

De Olifant was niet meer zo blij,
hij voelde zich een stuk minder vrij.
Voortaan smeerde hij zich wel degelijk in!
Want in zoveel pijn heeft hij NOOIT meer zin!


Aart, de bij met hooikoorts!

Er was eens een kleine, zwart-gele Bij,
die was weer eens helemaal niet blij.
Zijn naam was heel simpel, hij heette Aart,
en zijn niet-blij-zijn, begon ieder jaar ongeveer in maart.

Wat was er met arme Aart aan de hand?
Waarom zoemde hij niet blij door het land?
Wat was er met hem loos?
dat hij zijn huisje in plaats van het luchtruim verkoos?

Aart was een Werkbij, had ik dat al verteld?
dat betekent dat hij stuifmeel moet verzamelen op het veld.
Maar stuifmeel, dat was Aarts grootste last,
want Aart, had van hooikoorts last!

Dus van stuifmeel moest hij snotteren, niezen en hoesten
en in plaats van werken, zat hij steeds maar op de grond te proesten.
Hooikoorts is voor niemand fijn,
maar zeker niet als je een Werkbij moet zijn!

En dus voelde Aart zich helemaal niet blij,
want met hooikoorts, voelde hij zich geen echte Bij!
Hij is vanmorgen dan ook bij de dokter geweest
en die hoopt dat Aart ooit nog eens geneest!

Maar voor nu heeft de dokter Aart even pilletjes gegeven
zodat Aart deze lente weer kan overleven.
Hij heeft nu ietsje minder last
en zit niet meer de hele dag in zijn huisje vast!

Hij vliegt en zoemt weer in het rond
en soms, als hij niezen moet, landt hij even veilig op de grond.
Zijn klachten zijn nu minder dan voorheen
en dat houdt Aart op de been!



Het muisje op de maan

Er was eens een muisje, lief, schattig en klein,
dat oh zo graag een stukje groter zou willen zijn.
Wat zeg ik, een stukje, nee, dat is niet waar,
Als ik dat zeg, dan onderdrijf ik de boel zwaar!

Het muisje wilde een volwassen muis zijn,
want dat leek hem ontzettend fijn!
Altijd maar doen waar hij zin in had:
nooit meer groenten eten, maar altijd patat!

Altijd laat naar bed en nooit meer vroeg op,
en een dieet van popcorn, cola en drop!
Ja, dat leek het muisje wel wat.
Hij was al papa en mama's regels méér dan zat!

Maar als hij ze dat vertelde, dan lachten ze hem uit.
"Droom jij maar lekker verder, jij kleine schavuit!
Jij moet eerst nog heel veel dingen leren
en daarnaast nog een heleboel studeren!"

"Weet je eigenlijk al wat je later worden wil?"
En het muisje sloeg een keiharde niet-muiselijke gil.
"Ja natuurlijk weet ik dat!
het antwoord op die vraag is makkelijk zat!"

"Als ik groot ben, wil ik geen gewone baan,
als ik groot ben, dan ga ik naar de maan!
Daar word ik dan astronaut,
en wat jullie daarvan denken laat me koud!"

Papa en mama kwamen van het lachen niet meer bij
maar het muisje hield voet bij stuk, en bleef erbij!
Hij zou iedereen doen verbazen
en van hun sokken doen blazen!

Maar tot het zover zou zijn,
droomde het muisje fijn.
Over zijn huisje op de maan
en de allermooiste droombaan!

Want hij liet de moed niet in zijn schoenen zakken
en liet zijn droom door niemand afpakken.
Want hij wist dat hij door hard te werken en te blijven dromen
Hij ooit op een dag, op de maan zou komen!


zaterdag 26 november 2011

Een kabouter in je hoofd!

Het gebeurde zomaar op een dag,
zonder dat Liesje het eigenlijk zag.
Ze slikte zomaar een kabouter in,
en dat was van alle ellende het begin.

De kabouter zat gewoon in een hap brood,
kabouters zijn nu eenmaal niet zo groot.
Vandaar dat Liesje hem niet kon ontdekken,
en hij naar binnen kon vertrekken.

Nu zit de kabouter in haar hoofd,
maar zo is er niemand die haar gelooft!
De kabouter zit in haar hoofd en schreeuwt,
of het nou zonnig is, regent of sneeuwt.

De kabouter roept steeds stoute dingen,
dan gaat Liesje heel hard zingen.
Want als ze maar hard genoeg herrie maakt,
weet ze zeker dat de kabouter moe raakt.

Dan is hij soms heel even stil,
en dat is precies wat Liesje wil.
Maar dat is nooit van lange duur,
dan begint hij weer opnieuw en kijkt zuur.

De kabouter heeft vaak een boze bui,
dan  noemt hij Liesje dom, zielig en vaak ook lui.
Dan scheldt en schreeuwt hij, leuk is dat niet,
en dat doet Liesje heel veel verdriet.

Soms moet Liesje ervan huilen,
en gaat ze bij papa en mama schuilen.
Maar als ze hen vertelt van de kabouter in haar hoofd,
dan ziet ze aan hun blikken, dat ze niet wordt geloofd.

Mama zegt dan: "kabouters bestaan niet mijn lieve kind,
Je moet zorgen dat je een écht vriendinnetje vindt."
En papa doet daar nog een schepje bovenop:
"zet die kabouter van je gewoon uit je kop!"

En zo voelt Lesje zich heel erg alleen,
maar dat vond de kabouter toch wel erg gemeen!
Hij was toch bij Liesje, wat zeurde ze nou??
En hij zei: "Je geeft me stank voor dank, terwijl ik heel veel van je hou!"

Liesje keek op van deze zin van de kabouterstem,
kwam deze zin echt, zeker weten van hem?
Zei hij nou dat hij van Liesje hield? Echt Waar?
Dat vond ze na al zijn pesterijen, toch best een beetje raar.

"Sorry kabouter, dat ik je iets belangrijks vraag,
maar ik wil een eerlijk antwoord graag.
Als je zegt dat je zoveel van mij houdt,
waarom doe je dan steeds zo stout?"

"Ik ben een leerling-kabouter en ik weet nog niet zo goed,
hoe ik meisjes zoals jij helpen moet.
Dus roep ik soms maar wat in het rond,
maar vaak denk ik: ik hield beter mijn mond!"

"Je wilt me dus helpen zeg je, maar waarom?"
"Dat weet ik nooit voor ik in iemands hoofd kom.
Wij kabouters worden naar iemands hoofd gestuurd,
als er problemen zijn in iemands buurt."

"Als kabouter moet ik dan gaan zoeken,
in alle gaatjes en in alle hoeken,
van jouw jonge meisjes brein,
wat bij jou het probleem zou kunnen zijn."

"Soms worden kindertjes gepest,
of zijn ze anders dan de rest.
Dan voelen ze zich alleen,
en dan gaat er dus soms een kabouter heen."

"Die kabouter denkt dan met het kindje mee,
en zo zijn ze met z'n twee.
Zo kunnen ze alle pestkoppen aan,
of samen aan het spelen gaan."

Zo raakte Liesje met de kabouter in gesprek,
en ze dacht: zo'n kabouter in mijn hoofd is nog niet zo gek!
we kunnen samen door het leven gaan
en ik zal nergens meer alleen voor staan!

Dus nu is de kabouter Liesjes kleine, grote vriend,
en dat hebben ze allebei wel verdiend.
Want ze hebben samen heel hard aan hun vriendschap gewerkt,
en dat heeft geholpen zoals je merkt!

Liesje is nooit meer alleen,
heeft altijd de kabouter om zich heen.
Ze spelen, lachen, ruziën en praten,
en Liesje hoopt dat hij haar nooit meer zal verlaten.

Ook papa en mama geloven Liesje nou.
Want dat is wat de kabouter graag wou.
Hij heeft via Liesje met papa en mama gepraat
en laten weten hoe het met hoofdkabouters er aan toegaat!

Papa en mama konden het eerst niet helemaal geloven,
maar ze moesten aan de kabouter beloven,
dat ze het toch zouden proberen,
want de kabouter kon ook papa en mama veel dingen leren.

De kabouter liet mama via Liesje weten,
wat ze nu toch verkeerd gedaan had met het eten.
Hij gaf haar een nieuw recept en een gouden tip,
en toen was mama overtuigd, in een wip!

Ook papa werd via Liesje door de kabouter van advies voorzien,
hij had problemen  met zijn schuurmachien,
De kabouter vertelde via Liesje de oplossing van het probleem stap voor stap,
en zo was ook papa overtuigd in één klap!

Ze vinden de kabouter nu eigenlijk wel fijn
en laten hem gewoon een onderdeel van het gezin zijn.
Want hij zit nu eenmaal in Liesjes hoofd,
en het maakt niet uit of niemand dat verder gelooft!

Want Liesje, papa en mama weten het heel zeker!
de kabouter verdient een drie dubbele beker.
Want hij helpt Liesje als het echt nodig mocht zijn,
en dat vindt het hele gezin gewoon fijn!


(geïnspireerd door het boek "een kabouter in je hoofd" van Christine Nöstlinger)



Anders is niet raar!

Ergens in een heel ver land,
woonde een dikke roze Olifant.
Hij woonde daar niet alleen,
maar had heel veel vriendjes om zich heen.

Een Slang, een Otter, en een Paard,
en ook een Zebra zonder staart.
Samen hadden ze dikke pret,
tot 's avonds laat nog in hun bed.

Geen van deze vrienden is gelijk.
Dat zie ik zo, als ik naar ze kijk!
De een is klein, de ander groot,
de een woont in de wei, de ander in de sloot.

Maar één ding hebben ze allemaal gemeen:
Als ze samen spelen, zijn ze nooit alleen!
Want al verschillen ze nog zoveel van elkaar,
Anders zijn, wil niet meteen zeggen: raar!

Want of je een Slang bent of een Olifant,
het gaat niet om de buitenkant.
De Olifant, de Slang, de Otter, de Zebra en het Paard,
Van binnen zijn we allemaal even veel waard!


woensdag 23 november 2011

Op zoek....





Er was eens een aapje, schattig en klein
die ervan baalde gescheiden van zijn familie te zijn.
Hij zocht in alle hoeken en in alle gaten,
maar had geen idee waar ze nu toch zaten.

Hij kwam Sissy tegen en vroeg het de oude wijze slang:
"nee", antwoordde deze, "ik heb ze niet gezien ben ik bang".
Hij liep verder naar het stoerste beest dat hij kon bedenken
en deze bediende het aapje op zijn wenken.


Hij vloog door de stad, in supersonische stand,
en toen dat niet hielp, zocht hij door het hele land.
Uiteindelijk vond hij verscholen onder een brug,
één van de verloren broertjes van het aapje terug!


Het aapje sprong een gat in de lucht !!!
De vogel vloog weg met zijn supersonische vlucht.
De broertjes zijn dolgelukkig en dat kun je duidelijk zien,
en wie weet, word jij het volgende slachtoffer van hun apenstreken misschien!